04 Maart 2005 - 14:58Terug naar de Melkweg
Afgelopen woensdag was ik samen met mijn goede popvriend Hans op bezoek in De Melkweg, waar de jonge, talentvolle en prettig gestoorde Adam Green. Deze grote popbelofte ziet er uit als het malle zoontje van Bob Geldof en Richard Janssen, en is een geboren podiumgod. Begeleid door zijn superstrakke begeleidingsband The Gnomes (met uitblinkende, uiterst coole drummer) wond dit rare Amerikaantje de aanwezige Amsterdamse muzieksmulpapen uiterst charmant om de vinger. Met korte en catchy liedjes vol lollige citaatjes en verwijzingen (van bubblegum en jazz tot Beach Boys), en gewapend met een moppentrommel van heb-ik-jou-daar, walste hij De Melkweg plat. Wat een pret straalde Adam Geen uit, dat was genieten geblazen!Tegelijk was het best maf om als klant terug te zijn in De Melkweg, anderhalve week nadat we er met Paper Moon nog als gevierde artiesten hadden rondgebanjerd. Opeens ben je dan zelf weer gewoon publiek, en moet je betalen voor je pintje :o(
Eerder op de dag had ik trouwens nog wel een fantastisch momentje-voor-mezelf in de trein beleefd. Afgelopen woensdag was die eerste heftige sneeuwdag, waarop de NS flink in de problemen kwam. Dat resulteerde voor mij vanuit Apeldoorn in een omleiding via Utrecht naar Amsterdam. In Amersfoort moesten we met z’n allen in de trein naar Utrecht overstappen, en die trein zit in de spits van zichzelf al aardig gevuld, dus het ging niet passen, dat begrijp je. Omdat de sneeuw de mensen wel vrolijk maakte, deed iedereen spontaan haar of zijn best om zoveel mogelijk in te schikken, zodat we zelfs in de looppaden in de coupés tamelijk dicht opeen stonden gepakt. Heel gemoedelijk allemaal. Toch was dit voor een meneer met een baard en grote bril niet voldoende. Hij rook zijn kans om goede sier te maken als Grote Mensenvriend, en riep luid dat we nog wat meer in moesten schikken, want dan konden er nog meer mensen mee. Gedwee schoven we nog iets nader tot elkaar. Maar opnieuw loeide de Grote Weldoener dat we toch echt nog verder door moesten schuiven, want er stonden toch echt nog heel veel mensen op het perron die graag meewilden. Maar nu gebeurde er niets. Iedereen voelde: het is wel genoeg zo. We hoeven toch niet als haringen in een ton te staan, dit is al heel fraai zo. En nog eens brulde de brilbaard dat we moesten doorschuiven. Er gebeurde wederom niets, en het werd geladen stil. Toen de brilbaard geïrriteerd voor de vierde maal zijn bevel deed schallen, gaf ik hem van repliek: “Hé rustig aan brave weldoener, het is wel genoeg zo, niet overdrijven hoor!” Dat pikte de Verlosser niet. “Zoooooooo!”, donderderde zijn stem verontwaardigd door de coupé, “dus meneer denkt, als IK maar goed sta, en de rest bekijkt het maar?!” Nu kwam ik in mijn element, en ik antwoordde blij: “Inderdaad zó is ‘t, als IK maar goed sta.” De toornige brilbaard werd furieus, rekende duidelijk op bijval en sympathie van de rest van de mensen in de coupé, en voer steeds feller en met telkens meer volume tegen me uit. Maar de opinie keerde zich volkomen tegen hem. Op zeker moment zei ik dat ik genoeg van hem had, en dat-ie maar een andere hobby dan mensenredden moest gaan zoeken, waarop de mensen “goed zo! “ en andere blijken van steun tegen mij tegen riepen. Ik genoot met volle teugen. Het hoogtepunt kwam ten slotte uit onverwachte hoek: de conducteur riep om dat de trein te vol was, dat dit gevaarlijk was, en dat er mensen uit moesten stappen of we zouden niet vertrekken. De coupé barstte in gejuich en gelach los, en de brilbaard had het niet meer: “Zo, nou heeft meneer zeker plezier hè?!”, sputterde hij trillend van woede, wat ik natuurlijk van harte bevestigde. Wat een mooie dag vol sneeuwpret!
Liefs van Poezeman